Beleggingsrisico
Bij de groei van je vermogen loop je beleggingsrisico’s. Je geld kan minder waard worden over de jaren, door de werking van de inflatie. Dit koopkracht verlies kun je afdekken door te beleggen in bezittingen (aandelen). Een ander beleggingsrisico is het het permanent verlies van kapitaal. Dit permanent verlies kan ontstaan door een verkeerde aankoop- en verkoopstrategie (of juist het ontbreken van deze strategie).
Het grootste risico echter bij het omgaan met geld, is niets doen en de inflatie je geld laten opvreten. Eerst iets over “veilig sparen” en de mogelijke risico’s hierbij.
Sparen en risico’s
Veel personen die “sparen en absoluut geen risico” willen lopen lenen vaak hun geld uit aan een bank in de vorm van rentecertificaten of termijndeposito’s (in de VS heten deze CD’s: Certificate of Deposit). Deze instrumenten betalen een bepaalde rente gedurende een bepaalde periode. Deze rente kan aantrekkelijk lijken op het moment van aanschaf. Maar wat zijn deze waardes over de langere tijd waard? Een aantal jaren kunnen de rentes voor deze instrumenten op een gunstige 8% liggen. De volgende jaren kan dit percentage zijn gezakt naar gemiddeld 3,5%. De uitkering van je lening is misschien wel gegarandeerd, maar de rente over je kapitaal zeker niet! De variabiliteit van deze korte termijn rentes onderstrepen het herinvesteringsrisico dat spaarders lopen. Dus na afloop van de belegging is de rente op de volgende belegging niet gegarandeerd hetzelfde als de spaarder eerder op zijn belegging kreeg.
Voor personen die termijndeposito’s bezitten en die de rente uitgeven als deze binnenkomt, zal het kapitaal en de rente door de werkende inflatie waarde verliezen.
Voorbeeld: Een spaarder heeft een 10 jarige termijndeposito voor 10.000 euro met een rente coupon van 7%. Dit betekent een gegarandeerde 700 euro rente voor de komende 10 jaar en uiteindelijk de ontvangst van het oorspronkelijke kapitaal van 10.000 euro na die 10 jaar. Als de inflatie 3% bedraagt dan neemt de koopkracht van de 700 euro rente elk jaar af. Na 10 jaar zal, bij het herinvesteren van het kapitaal de rente 1,34 maal moeten zijn gestegen om dezelfde koopkracht te geven die de oorspronkelijke termijndeposito gaf. Dit komt uit op een vereiste rente van 9,38% (en deze rente is niet zo waarschijnlijk voor een deposito).
Ironisch genoeg beschouwen spaarders zich als zeer voorzichtig en bedachtzaam wat betreft hun kapitaal. Onbewust zijn het echter speculanten of gokkers geworden op de rente!
In de tussentijd is de koopkracht van de oorspronkelijke 10.000 euro na 10 jaar ook verminderd. Je kapitaal in de termijndeposito zal naar 13.400 euro moeten groeien wil het dezelfde koopkracht hebben als de oorspronkelijke 10.000 euro termijndeposito van 10 jaar eerder. Je krijgt na aflossing van de termijndeposito echter maar 10.000 euro terug. Als je een termijndeposito aanhoudt tot aan de aflossing van de lening, dan heeft een termijndeposito geen potentieel om je kapitaal te laten groeien.
Wil je als spaarder in deze situatie in ieder geval de koopkracht op je kapitaal behouden, dan zul je de rente op de termijndeposito moeten herinvesteren.
Je ziet in dit voorbeeld dat permanent verlies geen rol speelt als risico. De inflatie gaat hier wel een grote rol spelen. “Sparen” kent dus ook wel degelijk zijn risico’s en die risico’s kunnen over de jaren heen een behoorlijke invloed hebben op je vermogen.
Obligaties en risico’s
(Staats) obligaties kennen ook een koersrisico, vergelijkbaar met die bij aandelen. Als je een obligatie aanhoudt totdat deze afgelost wordt dan krijg je je oorspronkelijk uitgeleende kapitaal geheel terug. Echter als je vóór de aflooptijd de obligatie wilt verkopen kun je mogelijk niet je oorspronkelijk kapitaal terug krijgen. Dat komt omdat de prijs van de obligatie gedaald kan zijn en je dus minder terugkrijgt dan je ervoor betaald hebt. Als je gelukt hebt ligt de prijs van de obligatie hoger en krijg je meer terug op je oorspronkelijke aankoop.
De rente betaling voor de looptijd van een obligatie ligt vast. Wanneer de marktrente stijgt of daalt, dan is de enige manier om als belegging competitief te blijven, dat de obligatie prijs stijgt of daalt.
Als de marktrente stijgt dan zal de prijs van de obligatie dalen om de rente te laten bewegen naar de marktrente. Wanneer de marktrente daalt dan stijgt de prijs van de obligatie en beweegt de obligatie rente naar de marktrente.
Marktrente en obligatieprijs bewegen in tegengestelde richting.
Bij bedrijfsobligaties heb je ook prijswijzigingen gedurende de levensduur van de obligatie. Dus ook bij deze obligaties kun je meer of minder terugkrijgen van je beginkapitaal. Er is echter nog een risico bij bedrijfsobligaties: krediet risico. Het risico dat de rente niet wordt betaald, of nog erger, dat na afloop het oorspronkelijke aankoopbedrag niet wordt terugbetaald omdat het niet goed gaat met het bedrijf.
Er bestaat ook nog zoiets als een liquiditeitsrisico bij rente certificaten. Als je plotseling het certificaat voor geld wilt inleveren en je problemen ondervind met de verhandelbaarheid. Sommige certificaten kun je alleen via de bank verhandelen. Soms heeft de overheid een boetebedrag opgelegd op vroegtijdig inlossen van de lening, om de bank te beschermen.
Dus voor voorzichtige en bedachtzame spaarders geldt; laat je niet voor de gek houden met “garanties”. Er zit meer risico in dit soort beleggingen dan op het eerste gezicht lijkt. Sarcastisch gezegd; de enige “garantie” die vaste inkomsten beleggingen bieden is dat over de jaren heen, je de kansen vergroot op het verlies van koopkracht.
Aandelen en risico’s
Je kunt ook permanent verlies leiden als je een vermogen wilt opbouwen via aandelen (zie ook Emoties van de belegger). Dat verlies vind plaats als je een aandeel met een hogere koerswaarde hebt gekocht en met een lagere koerswaarde hebt verkocht. Je hebt dan permanent verlies geleden. Je hebt geen aandelen meer maar het geld dat je kreeg bij de verkoop van die aandelen. En dat bedrag is lager dan het bedrag dat je bij aankoop van die aandelen hebt gebruikt. Dit soort verliezen levert niet alleen vermogensverliezen op, het levert ook tijdverlies op. Want om je oorspronkelijke vermogen weer te bereiken moet je de nodige winsten maken en dat gaat je tijd kosten.
Bij het beleggen in individuele aandelen voor vermogensgroei, zou je niet meer dan 2-3% verlies mogen lijden op dat aandeel per transactie, anders heb je je risico afdekking niet goed geregeld. Dus bij een sterke daling van de aandelenkoers zou jij je aandeel al lang hebben moeten verkopen.
Dit geld echter niet voor een inkomensportefeuille bestaande uit dividendaandelen, daar gaat het niet om de koerswaarde maar om het dividend dat je binnenkrijgt. Aandelen voor dividend inkomsten houdt je heel lang vast. Sterker nog, bij een sterke koersdaling koop je juist dividendaandelen bij zodat je dividendrendement zo hoog mogelijk wordt.
Koersstijgingen en dalingen horen bij de beurs en de eerstvolgende daling kun jij niet voorzien. Bij het beleggen bij een groeiportefeuille in ETF’s blijf je bij een plotselinge daling gewoon zitten. Je wacht de daling af, de ETF bevat vele aandelen en de stijgers zullen de ETF na verloop van tijd weer naar boven trekken. Bij een ETF groeiportefeuille behoort het zelfs tot de strategie de ETF’s aan te kopen die gedaald zijn binnen jouw portefeuille.
Koersdalingen lijken heel vervelend, maar het bied je ook kansen op het goedkoper aankopen van aandelen of ETF’s.
Als er zeer grote natuurrampen, regeringscrisissen of financiële crisissen aan de gang zijn dan doe je als individuele belegger even helemaal NIETS. Je ziet eerst even aan hoe de toekomst zich ontwikkelt. Als verstandige belegger zit je de vele vormen van rampspoed gewoon uit. De markten komen na een crisis of ramp meestal weer snel terug op hun oude niveau.
Als je de risico’s bij het beleggen eenmaal kent dan kun je er ook iets aan doen en je ertegen beschermen.
Lees verder op: Risico overzicht